Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
Find NVKC on TwitterFind NVKC on FacebookFind NVKC on YouTube

Eenheden en referentie-intervallen

Klik hier voor een overzicht van referentie-intervallen, dit geeft slechts een indicatie!

Toelichting:

Om de uitslag van een laboratoriumtest te kunnen beoordelen, wordt deze meestal vergeleken met een ‘referentie-interval’*. Het referentie-interval, de naam zegt het al, is over het algemeen niet een enkel getal maar een interval. Voor de meeste testen is dit interval is zo gekozen dat 95% van de onderzochte gezonde mensen de uitslag binnen de grenzen blijft van die test. Dit betekent dat bij 5% van de gezonde mensen een uitslag wordt gevonden buiten de referentiewaarden; bij 2,5% een hogere en bij 2,5% een lagere uitslag. Dit geeft al aan dat een (geringe) afwijking niet meteen betekent dat er iets aan de hand is. Bij sommige onderzoeken is overigens alleen een bovengrens of ondergrens van belang. Daarnaast staan in lijsten van referentie-intervallen voor sommige testen streefwaarden, actiegrenzen of risicogrenzen.

Verder is een referentie-interval vaak afhankelijk van leeftijd en geslacht. Een kind in de groei bijvoorbeeld, heeft voor het aanmaken van botweefsel een grotere enzymactiviteit nodig; wanneer diezelfde enzymactiviteit bij een oudere persoon wordt aangetroffen, kan dit duiden op een botziekte. Omdat mannen vaak meer spieren hebben dan vrouwen, worden er voor het meten van spierschade, zoals bijvoorbeeld bij een hartaanval, bij mannen een hoger referentie-interval gehanteerd dan bij vrouwen. Daarom zijn voor veel testen referentie-intervallen per groep vastgesteld. Daarnaast kan de uitslag van een test ook beïnvloed worden door andere factoren zoals zwangerschap, voedingspatroon, een zojuist genuttigde maaltijd en medicijngebruik.

Niet alle laboratoria gebruiken dezelfde analysemethoden en daarom kunnen uitslagen ook nog eens per laboratorium verschillen. Om die reden kunnen uitslagen het beste worden vergeleken met het referentie-interval welke het laboratorium dat de test heeft uitgevoerd zèlf hanteert.

Tenslotte is het van belang goed te kijken naar de eenheid waarin de uitslag wordt weergegeven. Verschillende laboratoria gebruiken soms andere eenheden voor dezelfde test. Om uitslagen met elkaar te kunnen vergelijken is het van belang dat ze in dezelfde eenheid worden weergegeven. Het maakt immers nogal wat uit of iets in procenten of in grammen wordt gemeten! De NVKC streeft er actief naar om bij haar leden meer uniformiteit in het gebruik van eenheden te krijgen.

Referentie-intervallen zeggen dus niet alles. Uitslagen van testen hebben pas betekenis als ze worden gezien in relatie tot de specifieke situatie, de omstandigheden van de patiënt. Ziektegeschiedenis, aard van de klachten, lichamelijk onderzoek, conditie en medicijngebruik horen daarbij. De arts die de test(en) heeft aangevraagd weet waarom het onderzoek wordt aangevraagd. Dat kan zijn om een aandoening uit te sluiten, een conditie of behandeling te volgen, of om een bevestiging te krijgen. De aanvrager hoort als eerste te kunnen inschatten wat uitslagen in dit totale verband betekenen en wat de beste vervolgacties zijn.

* In de volksmond wordt wel gesproken over ‘normaalwaarden’, maar deze term is in feite onjuist en dient eigenlijk niet meer te worden gebruikt.